Vaak komen mensen op jonge leeftijd in aanraking met games. Wellicht spelen de ouders games, of hebben ze een vriendje of vriendinnetje met een (spel)computer thuis. Hoe dan ook, games fascineren ons. Je wordt in een alternatieve realiteit getrokken waar je even heel iemand anders bent, waar je heel iets anders kan doen dan in het echte leven. Psychologen noemen dit escapisme, ik noem het ontspanning. Hoe dan ook, door te gamen kan je even de dagelijkse sleur vergeten, je zorgen opzij zetten en lekker wegzakken achter je beeldscherm of TV.

Iedereen heeft wel eens gehoord van Mario, een loodgieter die in zijn vrije tijd zijn best doet om zijn geliefde prinses te redden van een vuurspugend wezen dat een combinatie lijkt van een schildpad en een draak. Tijdens zijn avonturen moet hij op schildpadden springen, door rioleringen heen glijden, paddenstoelen eten, bloemen plukken, munten verzamelen en vlaggenmasten beklimmen. Soms komt hij medestanders tegen, zoals kleine mensen met een paddenstoelenhoed of tamme mini-dinosauriërs. Dit klinkt waarschijnlijk een beetje apart als je nog nooit een game van Mario hebt gezien of gespeeld, maar toont ook aan hoeveel creativiteit er in een dergelijke game zit.

Tijdens het ontwikkelen van een applicatie kan de moed je soms in de schoenen zakken. Soms heb je een probleem voor je, waar je de oplossing niet direct van ziet. Vanuit het gamen leren we aan dat geen enkel idee te gek is om uit te voeren. Creativiteit zorgt ervoor dat we out-of-the-box denken, dat we kijken naar de verschillende mogelijkheden om een doel te behalen en we voeren dat vervolgens uit.

Vaak hanteren games ook een score. Sommige games zijn gebaseerd op het behalen van zo’n hoog mogelijke score, om deze dan te vergelijken met andere spelers over de hele wereld. De drang om bovenaan de scorelijst te eindigen is voor de meeste gamers erg groot. Dat zien wij ook terug in de code van onze applicaties. Programmeurs proberen de meest efficiënte en mooiste methoden te schrijven, het liefst net iets eleganter dan wat de ander verwacht, allemaal om aan het einde van de dag de meeste sticky notes naar rechts te verplaatsen op het SCRUM bord.

Maar ondanks de drang om zo mooi en efficiënt mogelijke code te schrijven, leren wij door middel van games ook dat je niet alles alleen kan bereiken. Coöperatieve games win je niet door als John Rambo in je eentje voorop te lopen en alles en iedereen neer te maaien die in je speelveld tevoorschijn komt. In coöperatieve games wordt ons geleerd om maximaal gebruik te maken van je team. Wij weten dat we een opdracht alleen tot een succesvol einde weten te brengen als we maximaal gebruik maken van de kwaliteiten van onze teamleden. Doordat wij vaak samenspelen, weten we welke kwaliteiten wij in huis hebben. Dit vertaalt zich in ons werk, omdat we ook in een professionele omgeving weten welke kwaliteiten wij binnen ons team hebben.

Dit zijn slechts enkele onderdelen die gamen en programmeren met elkaar gelijk hebben. Er komen vaak meer raakvlakken naar voren bij individuele programmeurs met voorkeuren voor een specifiek genre binnen de gamesector. Zo heb je de analyticus, die graag games waarbij strategisch inzicht een grote rol speelt. Maar ook de doener, die graag een actiegame speelt waarbij het vooral belangrijk is dat er snel gehandeld wordt. Of de projectleider, die het meer moet hebben van games die alledaagse activiteiten simuleren. Hoe dan ook, dat er een overlap zit tussen gamen en programmeren mag duidelijk zijn.